-
1 nominal
-
2 appeler
appeler [aaplee]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 roepen2 oproepen3 opbellen4 noemen5 benoemen ⇒ roepen (tot), bestemmen (voor)6 verlangen ⇒ noodzaken, met zich brengen♦voorbeelden:appeler le médecin • de dokter laten komenappeler qn. • iemand (aan)roepenappeler à l'aide, au secours • om hulp roepenappeler qn. ( au téléphone) • iemand opbellenappeler qn. en justice • iemand voor het gerecht dagenappeler qn. par son prénom • iemand bij zijn voornaam noemenappeler les choses par leur nom • het kind bij de naam noemenêtre appelé à 〈+ onbepaalde wijs〉 • bestemd zijn (om), geroepen worden (tot), genoodzaakt zijn (om)appeler qn. à une fonction, à un poste • iemand benoemen op een postelle est appelée par sa fonction à beaucoup voyager • haar functie zal met zich meebrengen dat ze veel moet reizenune riposte en appelle une autre • het ene weerwoord lokt het andere uitappeler l'attention de qn. sur qc. • iemands aandacht op iets vestigen♦voorbeelden:1 comment t'appelles-tu? • hoe heet je?voilà ce qui s'appelle parler • dat is pas duidelijke taalou je ne m'appelle plus X, aussi sûr que je m'appelle X • zowaar als ik leef, hier sta1. v1) noemen2) (op)roepen3) opbellen4) benoemen2. s'appelerv -
3 chat
chat [sĵaa],chatte [sĵaat]〈m., v.; ook bijvoeglijk naamwoord〉♦voorbeelden:le Chat botté • de Gelaarsde Katchat tigré • cyperse katil n'y a pas un chat • er is geen kip te bekennenacheter chat en poche • een kat in de zak kopenappeler un chat un chat • het beestje bij zijn naam noemenavoir d'autres chats à fouetter • wel wat anders aan z'n hoofd hebben〈 spreekwoord〉 chat échaudé craint l'eau froide • een ezel stoot zich geen tweemaal aan dezelfde steenécrire comme un chat • hanenpoten schrijvenelle est chatte • zij is aanhalig〈 spreekwoord〉 quand le chat n'est pas là, les souris dansent • als de kat van huis is, dansen de muizen op tafelil n'y a pas de quoi fouetter un chat • het sop is de kool niet waard, 't is niet belangrijkjouer au chat et à la souris • een spel van kat en muis spelen〈 spreekwoord〉 il ne faut pas réveiller le chat qui dort • men moet geen slapende honden wakker makenc'est toi le chat! • jij bent 'm!→ nuitmkat, poes -
4 peur
peur [pur]〈v.〉1 angst ⇒ vrees, schrik, bezorgdheid♦voorbeelden:en être quitte pour la peur • met de schrik vrijkomenj'ai eu une de ces peurs! • ik schrok me dood!n'avoir pas peur des mots • de dingen bij de naam noemenêtre (laid) à faire peur • zo lelijk als de nacht zijnfaire peur à qn. • iemand bang makenprendre peur • bang worden, schrikkenavoir plus de peur que de mal • met de schrik vrijkomenfaire plus de peur que de mal • er erger uitzien dan het in werkelijkheid isla peur de qn., qc. • de angst voor iemand, ietsavoir peur de • bang zijn voor, om te 〈+ onbepaalde wijs〉de peur de, par peur de • uit angst voor, bang omavoir peur pour qn. • bezorgd zijn over iemandde peur que • uit vrees datfangst, schrik -
5 appeler les choses par leur nom
appeler les choses par leur nomDictionnaire français-néerlandais > appeler les choses par leur nom
-
6 appeler un chat un chat
appeler un chat un chat -
7 n'avoir pas peur des mots
n'avoir pas peur des motsDictionnaire français-néerlandais > n'avoir pas peur des mots
-
8 par
par [paar]〈voorzetsel; ook bijwoord〉1 door ⇒ (door middel) van, met2 door(heen) ⇒ over, langs, via3 per ⇒ bij, in, aan4 op ⇒ in, aan, bij5 op ⇒ gedurende, bij, in♦voorbeelden:faire faire qc. par qn. • iemand iets laten doenprouver qc. par des exemples • iets door middel van voorbeelden bewijzenpar ici • hier(langs), deze kant uitpar ce temps • bij dit weerpar lui-même • uit zichzelfqu'entendez-vous par là? • wat verstaat u daaronder?il a fini par comprendre • hij heeft het uiteindelijk begrepenpar trop • al tede par la loi • in naam van de wetde par le monde • overal op de wereldde par sa nature • van natureadv, prép1) door, met2) over, langs, via3) per, bij, in4) op, gedurende, bij5) wegens, uit -
9 tête
tête [tet]〈v.〉1 hoofd ⇒ kop, gezicht5 kop ⇒ top, bovenkant, voorste gedeelte♦voorbeelden:1 avoir, être une tête à claques, à gifles • een irritant koppie, een rotkop hebbentête de mort • doodshoofd, doodskopune tête de six pieds de long • een lang gezicht, een gezicht als een oorwurmde la tête aux pieds • van top tot teenêtre la tête de Turc, servir de tête de Turc • het mikpunt, pispaaltje zijndonner tête baissée dans qc. • blindelings, zonder te kijken ergens op inlopen, tegenaan lopen; 〈 ook〉 er blindelings inlopenavoir une bonne tête • er betrouwbaar, intelligent uitzien, een sympathieke kop hebbence sont deux têtes sous un même bonnet • dat zijn twee handen op één buiktomber la tête la première • voorovervallenla tête renversée • met het hoofd naar achterensale tête • gemene kopcourir tête baissée • lopen zo snel als men kandonner sa tête à couper • zijn hoofd eronder durven verweddenen faire une tête • een lang gezicht zettenjeter qc. à la tête de qn. • iemand iets naar het hoofd slingeren, iemand iets verwijtenrompre la tête à qn. • iemand de oren van het hoofd schreeuwentourner la tête • het hoofd afwenden2 c'est, il a une tête en l'air, tête sans cervelle, tête de linotte, tête d'oiseau • hij is een leeghoofd, heeft de hersens van een garnaal, gedraagt zich als een kip zonder kopavoir une tête de cochon, de mule • koppig zijnêtre une tête de cochon, de lard, de mule, de pioche • een stijfkop zijnmettre la tête à l'envers à qn. • iemand het hoofd op hol brengentête brûlée • heethoofdavoir la tête chaude • een heethoofd, driftkop zijnavoir la tête fêlée • een beetje getikt zijnune forte tête • iemand met een eigen wil, dwarskopavoir la tête froide • koelbloedig zijn〈 informeel〉 une grosse tête • een knappe kop, superintelligent persoon〈 informeel〉 avoir une, la grosse tête • pretenties, praatjes hebben〈 informeel〉 petite tête! • domkop!, sufferd(je)!examiner, réfléchir à tête reposée • rustig, op z'n gemak bekijken, overdenkenavoir la tête solide • veel aan zijn hoofd kunnen hebbenavoir toute sa tête • bij zijn volle verstand zijnavoir la tête vide • niet (meer) kunnen nadenken, zich niets meer kunnen herinnerenavoir de la tête • een goed verstand hebbenavoir la tête à ce qu'on fait • zijn hoofd, zijn aandacht bij zijn werk hebbenavoir la tête près du bonnet • een heethoofd, driftkop zijncasser, fendre la tête à qn. • iemand op zijn zenuwen werken, irriterense casser la tête contre les murs • met zijn hoofd tegen de muur lopen, wanhopig zijnchercher dans sa tête • proberen zich iets te herinnerense creuser la tête • z'n hersens pijnigenéchauffer la tête • iemand nijdig, woedend makenn'en faire qu'à sa tête • precies doen waar men zin in heeftfourrer, mettre qc. dans la tête • iets in het hoofd prentense mettre dans la tête, en tête de 〈+ onbepaalde wijs〉 • zich in het hoofd halen, zetten omse mettre dans la tête, en tête que 〈+ aantonende wijs〉 • zich in het hoofd halen, zetten dat, zich inbeelden datidée qui passe par la tête de qn. • idee dat zomaar bij iemand opkomtperdre la tête • het hoofd, zijn verstand verliezen, gek wordenle vin lui tourne la tête • de wijn stijgt hem naar het hoofdtourner la tête à qn. • iemand het hoofd op hol brengenavoir la tête ailleurs • er met zijn gedachten niet bij zijn, afwezig zijn〈 spreekwoord〉 quand on n'a pas de tête, il faut avoir des jambes • wie zijn hoofd vergeet, moet zijn benen gebruikende tête • uit het hoofd, in gedachtenavoir une idée (de) derrière la tête • iets in zijn achterhoofd hebbense mettre à la tête, prendre la tête de • de leiding nemen overà la tête, en tête de • aan het hoofd, aan de leiding vanpar tête • per persoon, per mantête d'ail • knoflookbolletjetête d'épingle • speldenknoptête de ligne • kopstation, beginpunt van een lijntête du lit • hoofdeinde van het bedtête de pipe • pijpenkopvirer tête à queue • helemaal om zijn as draaien, een draai van 180 graden makenwagon de tête • voorste wagontête nucléaire • atoomkopmusique en tête • de muziek vooropcôté tête • kop(zijde), kruisavoir la tête sur les épaules • met beide benen op de grond staanmauvaise tête • dwarsligger, lastpostfaire la mauvaise tête • koppig zijn, dwars liggense cogner, se taper la tête contre les murs • wanhopig naar een oplossing zoekenne plus savoir où donner de la tête • niet meer weten waar te beginnen, overstelpt zijn met werkfaire la tête (à qn.) • mokken (tegen iemand), boos zijn (op iemand)se jeter à la tête de qn. • toenadering zoeken tot iemand, zich bij iemand opdringenlaver la tête à qn. • iemand een flinke uitbrander gevenmonter la tête à qn. • iemand tegen iemand opzettense monter la tête • zich ergens over opwinden, spoken ziense payer (doucement) la tête de qn. • iemand (stiekem) voor de gek houdenpiquer une tête • een duik nemen, duikenredresser, relever la tête • zijn zelfvertrouwen herwinnenrisquer, sauver sa tête • zijn leven wagen, het er levend van afbrengentenir tête • het hoofd bieden, standhoudenen avoir par-dessus la tête • er schoon genoeg van hebben, er de buik van vol hebbenf1) hoofd, kop2) gezicht3) leider4) kopbal5) top, bovenkant -
10 compromettre
compromettre [kõprommetr]1 in gevaar brengen ⇒ schaden, op het spel zetten2 compromitteren ⇒ in opspraak brengen, de goede naam aantasten van2 zich(zelf) compromitteren ⇒ zijn goede naam, zijn eer op het spel zetten♦voorbeelden:1. v 2. se compromettrev -
11 baptiser
baptiser [baatiezee]〈 werkwoord〉1 dopen♦voorbeelden:2 on a baptisé cette école du nom de son fondateur • men heeft die school naar zijn stichter genoemdv1) dopen -
12 coucher
coucher1 [koesĵee]〈m.〉2 onderdak ⇒ onderkomen, nachtverblijf♦voorbeelden:————————coucher2 [koesĵee]1 overnachten ⇒ de nacht doorbrengen, slapen♦voorbeelden:voiture qui couche dehors • auto die 's nachts altijd buiten staat→ chambreenvoyer coucher qn. • zich van iemand ontdoenII 〈 overgankelijk werkwoord〉5 op schrift stellen ⇒ neer-, opschrijven, optekenen♦voorbeelden:2 zich uitstrekken ⇒ gaan liggen, zich (neer)leggen♦voorbeelden:se coucher par terre • op de grond gaan liggen→ lit1. m2) onderdak3) ondergang [zon]2. v1) overnachten, slapen4) neerleggen6) neer-, opschrijven3. se coucherv2) gaan liggen3) ondergaan [zon] -
13 tout
tout1 [toe]〈m.〉1 geheel ⇒ totaal, alles2 hoofdzaak ⇒ (het) belangrijkste, voornaamste♦voorbeelden:risquer le tout pour le tout • alles op het spel zetten(ne) … (pas) du tout • helemaal niet, absoluut nietdu tout • helemaal nietdu tout au tout • helemaal, volledig————————tout2 [toe],1 (ge)heel ⇒ volledig, een en al3 〈 elliptisch〉(bestemd, geschikt) voor ieder(e) ⇒ met alle …, van alle …♦voorbeelden:en toute simplicité • in alle eenvoudil est toute simplicité • hij is een en al eenvoud, hij is de eenvoud zelvetout le temps • voortdurend, aldoor, altijd2 tout un chacun • een ieder, iedereentous (les) deux • allebei, alle tweetous les deux jours • om de andere dagtout ce qu'il y a de gens connus • alle bekende mensenc'est sérieux? tout ce qu'il y a de plus sérieux • echt waar?, honderd procent serieus, ik meen het echt(film) tous publics • (film) voor ieder publiek, voor een breed publiekvéhicule tous terrains • terreinwagen, -voertuig, jeeppour tout (bagage) • als enige (bagage)————————tout3 [toe],1 alles ⇒ allemaal, allen, iedereen♦voorbeelden:avoir tout de • alle eigenschappen hebben vanpour tout dire • al met alc'est tout dire • daarmee is alles gezegdce sera tout pour aujourd'hui • daar zullen we het vandaag bij latentous (au)tant que nous sommes • wij allen, zonder uitzonderingaprès tout • tenslotte, alles welbeschouwden tout et pour tout • niet meer dan, alles bij elkaarenvers et contre tous • tegen iedereenpar-dessus tout, au-dessus de tout • bovenal, vooralvoilà tout • dat is alles¶ comme tout • heel erg, vreselijket tout • en zo, en wat dies meer zijet tout et tout • enzovoort, enzovoort————————tout4 [toe]〈 bijwoord〉1 heel ⇒ erg, zeer, bijzonder, helemaal3 geheel en al ⇒ een en al, niets dan♦voorbeelden:1 tout juste • nog maar net, op het nippertjeêtre tout yeux, tout oreilles • een en al oor, vol aandacht zijnc'est tout un • dat is precies hetzelfdetout aussi grand que • (precies) even groot alsêtre tout à ses projets • helemaal opgaan in zijn, haar plannentout à vous • geheel tot uw beschikking, tot uw dienst¶ tout d'abord • allereerst, voor allestout enfant, tout gosse • als kind al …tout à fait • helemaal, preciestout au moins • op z'n (aller)minsttout au plus • hoogstensle tout dernier, premier • de allerlaatste, allereersteà tout jamais • voor altijdtout de même • tochtout en marchant, il m'a raconté • terwijl we liepen, onder het lopen vertelde hij metout en étant riche, il vit très simplement • hoewel hij rijk is, leeft hij erg eenvoudigtout riche que je suis • hoe rijk ik ook ben1. m1) geheel, totaal2) hoofdzaak3) heelal2. tout, tous, toutespron1) alles2) allemaal, iedereen3. tout, toute, tous, toutesadj1) geheel, volledig2) elk, ieder3) bestemd voor4. adv1) heel, erg, helemaal2) zuiver3) geheel en al -
14 discrédit
discrédit [dieskreedie]〈m.〉♦voorbeelden:on a jeté le discrédit sur lui • men heeft hem in diskrediet gebrachttomber dans le discrédit • een slechte naam krijgenm2) waardevermindering [geld] -
15 nommer
-
16 part
part [paar]〈v.〉1 deel ⇒ gedeelte, portie2 aandeel ⇒ bijdrage, percentage♦voorbeelden:1 avoir sa part de gâteau, avoir part au gâteau • meedelen in de winst, een graantje meepikkense tailler la part du lion • zich het leeuwendeel toe-eigenenil y a une part de vérité là-dedans • er zit iets waars inavoir part à • deelnemen inne pas donner sa part aux chiens • zich niet de kaas van het brood laten eten(faire) part à deux • eerlijk delen, samen delenfaire part de qc. à qn. • iemand iets mededelenfaire la part belle à qn. • iemand ruim bedelenfaire la part de • rekening houden metfaire la part des choses • inschikkelijk zijnfaire la part du feu • een deel opgeven, opofferen 〈 om de rest te behouden〉prendre part à, une part dans • deelnemen aanpour ma part • wat mij betreftpour une bonne, large part • grotendeelsFrançais à part entière • volwaardig Fransman3 autre part • ergens anders, eldersnulle part • nergensquelque part • ergensà part • apart, gescheidenà part ça • afgezien daarvan, voor de restà part moi • bij mezelfmis à part • afgezien van, behalveprendre à part • apart nemend' autre part • aan de andere kant, anderzijdsd' une part … d' autre part • aan de ene kant … aan de andere kant, enerzijds … anderzijdsde part en part • door en doorde part et d' autre • over en weer, van, aan weerskantende la part de • (uit naam) van, namens, in opdracht vanprendre en bonne, mauvaise part • goed, slecht vinden, opnemen————————part (de fondateur)f1) deel, portie2) aandeel, bijdrage3) kant, zijde -
17 répondre
répondre [reepõdr]♦voorbeelden:répondre à une invitation • gehoor geven aan een uitnodigingle chien répond au nom de Victor • de hond luistert naar de naam Victorrépondre au téléphone • de telefoon aannemenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:v4) reageren -
18 retrouver
retrouver [rətroevee]1 weer vinden ⇒ terugvinden, terugzien♦voorbeelden:retrouver le sommeil • weer inslapenje viens te retrouver dans une heure • over een uur ben ik weer (bij je) terug1 zich weer bevinden ⇒ weer zijn, staan2 de weg terugvinden, kennen5 elkaar terugvinden ⇒ elkaar weer ontmoeten, terugzien♦voorbeelden:se retrouver dans • uit iets wijs worden5 tiens! comme on se retrouve! • dat we elkaar op deze manier terugzien!1. v 2. se retrouverv1) zich weer bevinden, weer zijn -
19 nominativement
См. также в других словарях:
Kind — 1. Ach, dass ich meine armen Kinder so geschlagen, klagte der Bauer, und sie waren des Pfaffen. – Eiselein, 375. 2. Alle Kinder werden mit Weinen geboren. Lat.: Clamabunt E et A quotquot nascuntur ab Eva. (Binder I, 193; II, 497; Seybold, 77.) 3 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Name — 1. Besser der Name als der Leib am Galgen. (S. ⇨ Acht.) – Sutor, 373. 2. Böser nam tödt den man. – Franck, II, 192b; Lohrengel, I, 100. 3. De Namen der Gecken stönnt op alle Ecken. (Bedburg.) 4. Der gute Nam kann nicht begraben werden, nur der… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Bløf — Pays d’origine Pays Bas Genre musical Rock Années d activité Depuis 1992 Labels … Wikipédia en Français
Mann — 1. A blind man may perchance hit the mark. – Tauben und Hühner Zeitung (Berlin 1862), Nr. 6, S. 46. 2. A Mann a Wort oder a Hundsfott. (Ulm.) 3. A Mann wie a Maus ün a Weib wie a Haus is noch nit gleich. (Jüd. deutsch. Warschau.) Will sagen, dass … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Teufel — (s. ⇨ Teixel). 1. A mol muess ma m Teuffel uff de Wedel treta. – Birlinger, 1036. 2. All, wat de Düwel nich lesen kann (will), dat sleit he vörbi (oder: sleit he äwer). – Frommann, II, 389, 123; Eichwald, 346; Goldschmidt, 57; Kern, 1430. 3. Als… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
List of Jacques Brel cover versions — The following artists all have covered songs of Jacques Brel. Songs written by Brel but not recorded by Brel himself are shown in bold. NOTOC 0 93 J s:* Liefde van later (Single, 2007)4 Walls:* Ces gens là (Van de CD Which side are you on , 2004) … Wikipedia
Nieuwleusen — Town Coordinates … Wikipedia
Mijn Drenthe — ist die Hymne der niederländischen Provinz Drenthe. Verstext und Komposition stammen von J. J. Uilenberg. Originaltext Ik heb u lief, mijn heerlijk landje, Mijn eenig Drentheland, Ik min de eenvoud in uw schoonheid, k Heb u mijn hart verpand.… … Deutsch Wikipedia
Gott — 1. Ach du grosser Gott, was lässt du für kleine Kartoffeln wachsen! – Frischbier2, 1334. 2. Ach Gott, ach Gott, seggt Leidig s Lott, all Jahr e Kind on kein Mann! (Insterburg.) – Frischbier2, 1335. 3. Ach, du lieber Gott, gib unserm Herrn ein n… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Miep Diekmann — Maria Hendrika Jozina (Miep) Diekmann (* 26. Januar 1925 in Assen, Drenthe) ist eine niederländische Schriftstellerin und eine der renommiertesten Kinderbuchautorinnen. Miep Diekmann verlebte fünf Jahre ihrer Kindheit in Curaçao, wo ihr Vater… … Deutsch Wikipedia
Fauves brabançons — Fauvisme brabançon Cet article fait partie de la série Peinture Liste des peintres Portail de la Peinture Le fauvisme brabançon est un mouvement artistique belge dont l appellation trouve son origine en France, chez les Fauves … Wikipédia en Français